5 tips voor Japan

Japan is ‘hot’ op het ogenblik. En dat is zeker niet onterecht: het is een fascinerend land. Je kunt in Japan, mede dankzij digitale hulpmiddelen, heel comfortabel reizen. Ik neem je in 5 tips langs bekende en minder bekende plekken.

1. Landen in Tokio

Voor veel reizigers is Tokio de eerste kennismaking met Japan. Omdat veel echt wel anders is dan in Nederland, moet je niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk even landen in deze megastad. Een goede manier om dat te doen is een hotel te zoeken in een gebied dat niet heel druk of toeristisch is. De wijk Sumida bestaat bijvoorbeeld vooral uit laagbouw en is met openbaar vervoer heel goed verbonden met het vliegveld en de belangrijkste bezienswaardigheden. Als je een beetje bent bijgekomen van de lange vlucht is de Senso-ji tempel een mooi startpunt voor een eerste kennismaking met de Japanse cultuur. Omdat het hier eigenlijk altijd druk is, heb je daarna misschien wel behoefte aan groen en rust. De tuinen van het Keizerlijk Paleis zijn daar de uitgelezen plek voor. Tegen de tijd dat je deze twee locaties bekeken hebt begint je jetlag waarschijnlijk wel op te spelen.

De volgende dag begin je in Takeshita Street. Hier maak je kennis met de bijzondere jeugdcultuur van Japan. Voor anime- en cosplay-liefhebbers is dit dé straat. Je vindt hier ook de ‘capsule labs’ waar je van alles kunt kopen, verpakt in kleine kunststof ballen die uit een automaat komen als je er een munt in gooit. Bezoek vervolgens de Meiji Shrine in een bosachtig park om weer even tot rust te komen. Als je energie weer op peil is, ga je richting Shibuya waar je het drukste zebrapad ter wereld gaat oversteken, gewoon om het te ervaren. Leuk om ook van boven te bekijken (bijvoorbeeld vanaf de Magnet-toren). In de omgeving kun je goed shoppen en eten.

Veel mensen verblijven drie dagen in Tokio. De laatste dag kun je bijvoorbeeld beginnen in het Sumida Hokusai Museum dat is gewijd aan een beroemde illustrator (van de bekende tekening van Mt. Fuji met golf). Het museum is niet groot maar geeft wel een heel mooi beeld van het leven en werk van deze invloedrijke kunstenaar. De architectuur van het gebouw is ook de moeite waard. Over architectuur gesproken: verken in de middag eens Ginza – de luxe wijk. Hier vindt je spectaculaire gebouwen waar in de plinten de dure merken als Valentino en Gucci hun winkels hebben. Ook hier vind je goede restaurants. Voor de allerbeste is een tijdige reservering noodzakelijk!

Luxe winkelstraat in Ginza, Tokio

2. Trips vanuit Tokio

Als je wat meer tijd hebt, of een dagje tussendoor iets anders wilt doen, kun je vanuit Tokio leuke uitstapjes buiten de stad maken. Ga bijvoorbeeld naar Nikko waar een complex met prachtige tempels op je wacht (Unesco Werelderfgoed). Je kunt hier met georganiseerde bustrips naar toe maar ik pakte vroeg in de ochtend de trein vanaf Asakusa Station (circa 2 uur enkele reis). Op het station van Nikko kun je al kaartjes kopen voor de verschillende heiligdommen. Dat bespaart je enige wachttijd later. Een bus brengt je van het station naar de Shinkyo brug. Vandaar is het een stevige klim naar de heiligdommen en tuinen. In het dorp Nikko zijn verschillende kleine restaurants en koffiehuizen voor een lunch of snack.

Een andere leuke dagtrip is Hakone en Mount Fuji, de iconische berg. Ook hier kun je prima per trein naartoe. Eenmaal in Hakone kun je met de ‘Hakone Tozan Bus’ naar de ‘Hakone Skywalk‘. Van daar neem je de bus naar ‘Hakone-machi Port’. Hier vertrekt de ‘Hakone Sightseeing Cruise‘. Bij ‘Togendai Port’ pak je de bus naar ‘Hakone Ropeway’: een kabelbaan die je naar zwavelmijnen brengt. Bij Sounzan stap je vervolgens in de ‘Hakone Tozan Cable Car‘, een treintje aan een kabel. De ‘Hakone Tozan Railway‘ brengt je dan weer terug naar waar je begonnen bent (Tonosawa). Kies wel een heldere dag uit want anders laat de berg zich niet zien.

Heiligdom in Nikko

3. Weg uit de stad: Magome-juku

Veel mensen die Japan bezoeken gaan naar de beroemde ‘driehoek’ Tokio-Kyoto-Osaka. Het is echter zeer de moeite waard ook het platteland te bezoeken. Nou ja, plat is Japan eerlijk gezegd zelden. Deze trip brengt je naar het bergdorpje Magome-Juku aan de oude postweg tussen Kyoto en Tokio. Waar de steden een etalage zijn van moderniteit lijkt in Magome de tijd te hebben stilgestaan. Vanuit Tokio begin je op ‘Tokyo Station’. Daar pak je de Shinkansen (=hogesnelheidstrein) naar Nagoya. Daar stap je over op de exprestrein naar Nakatsugawa. In deze provinciestad heb je de laatste kans om wat proviand in te slaan (de mogelijkheden daarvoor zijn in Magome beperkt). Je vindt er overigens wel genoeg restaurants en (eenvoudige) hotels. Het laatste stuk reis je per bus.

Magome is een mooi en lieflijk dorpje met een rijke geschiedenis. Het bergachtige landschap er omheen is ook erg fraai. In het voorjaar bloeien de perzikbomen spectaculair en in het najaar kun je genieten van de prachtige herfstkleuren van de hellingbossen. Naast een bezichtiging van het dorpje zelf, is de wandeling naar Tsumago-Juku een aanrader. De 8 kilometer lange wandeling, over redelijk goed begaanbare paden, gaat over een pass op 777 meter boven zeeniveau. De route is uitstekend aangegeven. Wel af en toe de ‘beerbel’ luiden om een eventuele confrontatie met deze dieren te vermijden. Vanuit Tsumago gaan er regelmatig bussen die je terugbrengen naar Magome (met cash betalen bij de chauffeur als je uitstapt).

Magome ligt aan de oude postroute tussen Kyoto en Tokio

4. Tempels en tuinen in Kyoto

Kyoto ligt op een redelijk vlak terrein tussen de heuvels. De stad zelf is behoorlijk modern maar heeft, in tegenstelling tot Kyoto, nog wel een historisch (uitgaans)centrum (Gion). De stad staat bekend om haar vele tempels waar meestal ook een tuin bij ligt. Hierbij een overzicht van een aantal fraaie. De lijst is verre van compleet. Veel wat minder bekende tempels zijn ook de moeite waard, ook omdat het er veel minder druk is! Je kunt heel goed per (huur)fiets langs de verschillende locaties reizen maar ook per openbaar vervoer of taxi is mogelijk. Taxi’s zijn iets goedkoper dan in Nederland.

Sanjusangen-do: bekend om de 1001 boeddha-beelden.

Kinkaku-ji: de beroemde Gouden Tempel. Ga vroeg in de ochtend als je de toergroepen voor wilt zijn.

Ryoan-ji: deze tempel is bekend vanwege de bijzondere rotstuin. In een ‘zee’ van strak aangeharkt grind liggen ‘eilanden’ gevormd door rotsen.

Kyomiza-dera: ligt op een heuvel aan de oostzijde van de stad en biedt een mooi uitzicht over de stad. Je ziet hier veel stelletjes in traditionele kleding die je hier kunt huren.

Ginkaku-ji: de Zilveren Tempel. Doet zijn naam niet dezelfde eer toe als zijn gouden evenknie maar dat maakt hem niet minder fraai. Ook een hele mooie tuin.

Nanzen-ji: deze kun je bereiken door vanaf Ginkaku-ji het aantrekkelijke ‘filosofenpad’ te volgen langs een beekje.

In ‘Gion‘ kun je heerlijk uit eten gaan. Wellicht zie je dan een Geisha door de stegen schuifelen in haar streng gestileerde kledij. Met klassieke Japanse muziek, zang en dans luistert zij de avond van een gezelschap op. De overdekte markt (‘Nishiki’) is ook de moeite waard om te bezoeken en om typische japanse lekkernijen te proeven.

De Gouden Tempel in Kyoto

5. Overige tips

Hieronder geef ik je nog wat losse tips die je reis door Japan (nog) aangenamer maken.

Schaf op het vliegveld een ‘Suica‘ debet kaart aan. Deze kun je met contant geld opwaarderen en vervolgens kun je deze gebruiken in bijvoorbeeld de metro en bij winkels als de SevenEleven. Je hebt een speciale ‘Welcome Suica’ voor toeristen. hier betaal je geen borg voor en hij is een maand geldig. Enige nadeel van deze kaart is dat je een eventueel tegoed aan het einde niet meer terug kunt krijgen. Zet er dus niet teveel op!

Bij veel hotels kun je je bagage naar je volgende accommodatie laten brengen. Eén van de bekendste services is ‘Yamato‘. Dit is zeer betrouwbaar en bespaart je veel gesjouw met zware koffers in bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Houd er wel rekening mee dat je bagage niet altijd al dezelfde dag bezorgd wordt. Soms moet je je koffers dus de dag voor je vertrek laten ophalen en je laatste spullen in een kleiner (rug)tasje meenemen.

Een ontzettend handige app om treintickets te boeken (en ook restaurants en allerlei uitjes) is ‘Klook‘. Er komt een zeer overzichtelijke handleiding bij als je de tickets moet ophalen bij een ticketautomaat.

Als je smartphone ervoor geschikt is, kun je al voor vertrek al een e-sim installeren van een maatschappij die betaalbare data-pakketen aanbiedt. Een voorbeeld daarvan is Ubigi. Als je bij hen een databundel voor Japan koopt, wordt deze geactiveerd zodra je geland bent. Dit zorgt ervoor dat je ook online bent als je geen wifi-verbinding hebt; zonder hoge roaming-kosten. Nederlandse aanbieders, als Odido, hebben meestal ook wel databundels voor Japan maar deze zijn doorgaans duurder dan de e-sim aanbieders.

Japanse Etiquettes

Lees je vooraf een beetje in over de etiquettes in Japan. Zo wordt op straat eten niet altijd gewaardeerd en (hard) praten in de trein ook niet. Afvalbakken zie je niet tot weinig; een Japaner heeft zelf een klein afvalzakje bij zich. Als je openbare baden (‘Onsen’) wilt bezoeken is het ook handig te weten hoe het daar ‘heurt’. Je zult merken dat Japaners het kunnen waarderen als je laat zien dat je hun gebruiken kent. Dat geldt ook voor de taal; leer een paar beleefdheden uit je hoofd of gebruik Google Translate. Japanners kunnen wat gesloten overkomen, maar zodra je ze iets vraagt zullen zij er alles aan doen je te helpen. Dank ze met een welgemeend ‘Arigato’.

New York: The Green Apple

New York is een van de meest tot de verbeelding sprekende steden ter wereld en terecht. Je vindt er fantastische musea, restaurants en architectuur. Er vinden geweldige voorstellingen en concerten plaats. Daarnaast is de stad toonaangevend en invloedrijk in de wereld van de financiën, media, kunst, mode en opleidingen. Maar wat als je nu even moe bent van al die cultuur, culinaire uitspattingen en wolkenkrabbers? Dan biedt het groen van New York uitkomst! Want in de grote en kleine groene oases van de stad kom je vast weer helemaal tot rust. Ik neem je mee naar het andere New York: the Green Apple...

1. The High Line

Dit prachtige, ruim 2 kilometer lange, park in de wijk Chelsea is aangelegd op het viaduct van een in onbruik geraakte goederenspoorlijn. Er zit een Hollands tintje aan dit park want ‘onze’ Piet Oudolf maakte het beplantingsplan. Het ontwerp zelf is van het bekende Amerikaanse landschapsarchitectenbureau James Corner Field Operations (i.s.m. Diller Scofidio + Renfro). Lange tijd was de verlaten spoorlijn een doorn in het oog van velen en er waren vergevorderde plannen deze af te breken. Tot mensen oog kregen voor de schoonheid van de spontaan opgekomen beplanting en het idee ontstond de spoorlijn om te vormen tot een openbaar park. In 2009 opende het eerste gedeelte en tussen 2012 en 2014 de overige delen. Het resultaat mag er zijn en de highline is inmiddels uitgegroeid tot een van de bekende attracties van de stad. Je kunt de highline via maar liefst 14 ingangen bereiken. Wie alles wil zien begint op de hoek van Gansevoort Street en Washington Street of de hoek van 34th Street en 12th Ave (op beide plekken is ook een lift aanwezig). Voor actuele informatie (in het Engels) over je bezoek aan de Highline klik hier.

The High Line; de groene attractie van New York (foto: Kits Pix, Adobe Stock)

2. Central Park

Ik twijfelde even of ik dit park wel moest opnemen in deze blog. Want dit park is zo wereldberoemd dat het misschien een open deur is deze hier te noemen. Maar aan de andere kant mag dit park, dat ruim 340 hectare groot is, natuurlijk niet ontbreken als het over groene plekken in New York gaat. Schrijver Frederick Law Olmsted en architect Calvert Vaux wonnen in 1857 de ontwerpprijsvraag voor het park. Ze hadden een idyllisch, naturalistisch landschap voor ogen en dat is het park zeker geworden. Het park is ongekend populair, zeker in de weekends en ’s avonds. Toch zijn er altijd rustige plekken te vinden. Maar ook als je je wilt ontspannen door te gaan sporten is dit de perfecte plek. Op de 10 kilometer lange hoofdroute door het park wemelt het van de wandelaars, fietsers en inline-skaters. Fietsen zijn eenvoudig te huren in de directe omgeving. Meer informatie over je bezoek aan Central Park? Klik hier!

Central Park: een enorme oase in een woestijn van wolkenkrabbers…

3. Teardrop Park

Een van mijn favoriete groene plekken in New York is Teardrop Park in Battery Park City, lower Manhattan. Dit park ligt relatief dichtbij de 9/11 Memorial . Landschapsarchitect Michael van Valkenburgh ontwierp het park dat in 2004 geopend werd. Als je met kinderen reist dan doe je ze vast en zeker een groot plezier door hier even neer te strijken. Kinderen kunnen hier namelijk naar hartelust spelen in een natuurlijke omgeving. Maar ook volwassenen komen aan hun trekken. Een prachtige wand van gestapelde stenen splitst het park in twee delen. Er loopt water langs deze wand waardoor er in de koude wintermaanden hier een ijswand ontstaat. Het element verwijst naar het landschap elders in de staat New York. De poort door deze wand is een homage aan Olmsted en zijn tunnels in Central Park (zie 2). Het gebied aan de noordzijde van de rotswand bestaat uit een groot en zonnig lig- en speelveld met beplanting er omheen. Het gebied aan de zuidzijde van de rotswand herbergt een meer besloten speelplek met water en hoogteverschillen. Meer info en foto’s vind je op de site van de ontwerper zelf: klik hier.

Rotswand in Teardrop Park

4. Governors Island

Je weet waarschijnlijk wel dat Nederlanders een stempel hebben gedrukt op het ontstaan van New York. Je ziet dat terug in allerlei namen in de stad. Broadway komt bijvoorbeeld van brede weg (vroeger: Breede Wegh), Harlem van (nieuw) Haarlem en Brooklyn van Breukelen. Maar ook in het moderne New York laten Nederlanders hun sporen na; bijvoorbeeld op Governors Island. Het Nederlandse ontwerpbureau West 8 won namelijk de prijsvraag om van dit ontoegankelijke eiland een publiek toegankelijk park te maken. Het eiland bestaat uit een historisch deel met fort (in het noorden) – slechts een deel van het jaar toegankelijk – en het zuidelijk gelegen parkdeel dat jaarrond geopend is. Er vinden op het eiland ook regelmatig manifestaties en evenementen plaats en er worden (kunst)tentooenstellingen georganiseerd. Voor meer informatie over het eiland, hoe er te komen en de openingstijden: klik hier.

5. Andere groene parels

Uiteraard zijn er nog talloze andere prachtige groene plekken in New York en heb ik mij hier slechts beperkt tot een aantal bijzondere. Wat zeker niet wil zeggen dat er niet nog andere bijzondere groene plekken zijn! Als toegift hier nog een aantal (kleine en grote) groene parels. ‘Paley Park’ (E 53 rd Street, tussen 5th Ave en Madison Ave) is een klein maar zeker fijn (pocket) park met een watermuur en een openbaar terras waar je zelf meegenomen eten en drinken kunt nuttigen. Nog zo’n mooi pocketpark, met eveneens een waterval en openbare terrasjes, is Greenacre Park (East 51st Street tussen Second en Third Avenues in Turtle Bay/Manhattan). De ‘Liz Christy Bowery Houston Garden’ (op de hoek van Bowery en Houston Street) was de eerste tuin van de ‘Green Guerillas’; een groep bewoners die verlaten huizen en stukken bouwgrond opfleuren met planten en bloemen. Door de stad heen vind je er verschillende. In The Bronx (2900 Southern Blvd) vind je de grootste botanische tuin van New York met onder andere schitterende Victoriaanse kasgebouwen.

Green Guerilla Garden op Manhattan

Brussel

De Belgische hoofdstad Brussel ligt relatief dichtbij, maar voelt toch al heel ‘buitenlands’ aan. Hét iconische gebouw van de stad is natuurlijk het Atomium, een erfenis van de Wereldtentoonstelling van 1958. Maar er is veel meer te zien en te beleven. De afwisseling van bouwstijlen geeft de stad zowel haar eigen karakter als haar ietwat rommelige imago. Geniet van de contrasten!

1. De Grote Markt: al eeuwen het kloppende hart van de stad.

De Grote markt is door velen bejubeld als één van de mooiste pleinen ter wereld. Waar de stad zelf een kakofonie van bouwstijlen is, vormen de gebouwen rond dit plein juist een toonbeeld van harmonie. In de 10e eeuw vond hier de eerste markt plaats. Naarmate het belang van het plein toenam, werd het ook de plek waar politieke bijeenkomsten waren, opstanden plaatsvonden en feesten gevierd werden. Tegenwoordig is het plein ook een belangrijk evenementen terrein, hetgeen helaas de beleving ervan niet altijd ten goede komt. Het plein wordt gedomineerd door het stadhuis (oudste delen uit de vroege 15e eeuw). Wie met zijn gezicht naar het stadhuis staat, ziet aan zijn linkerhand het Huis van de Hertogen van Brabant. Tegenover het stadhuis staat het Broodhuis, tegenwoordig het Museum van de Stad Brussel. De vele gildehuizen (in barokstijl) die het plein verder omringen stammen uit de late 17e eeuw en zijn in de 19e eeuw gerestaureerd. Vlakbij het plein staat de St. Niklaaskerk met karakteristieke woningen die tegen de kerk aangebouwd zijn. Binnen is een schilderij te zien van Maria met Slapend Kind dat is toegeschreven aan Rubens. Naast de kerk staat de Beurs (1873) met beelden van onder andere Auguste Rodin. Wie van luxieuze winkels houdt en/of van galerijen uit de tijd van de Industriële Revolutie, pikt zeker ook de Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen (1846) mee.

Het stadhuis op de Grote markt

2. Manneken Pis

Op de hoek van de Stoofstraat en de Eikstraat staat de kleine fontein die inmiddels iconisch is geworden: ‘Manneken Pis’. Deze toeristische trekpleister was vroeger een belangrijke drinkwatervoorziening voor de wijk. In 1619 werd het bronzen beeldje gemaakt door Hiëronymus Duquesnoy de Oudere. Omdat het beeldje al een paar keer gestolen is, wordt het origineel tegenwoordig in het Museum van de stad Brussel bewaard en staat bij de fontein een replica. Het voortdurend plassende knaapje heeft vaak kleding aan, gerelateerd aan een bijzondere bijeenkomst of gebeurtenis. Deze traditie ontstond in 1698 tijdens een bezoek van Maximiliaan van Beieren. Zijn garderobe is te bezichtigen in het museum Garderobe MannekenPis (Eikstraat 19). Overigens heeft het manneke tegenwoordig ook een vrouwelijke tegenhanger: Jeanneke Pis. Je vindt haar in de Getrouwheidsgang /Impasse de la Fidélité.

Manneken Pis

3. Kunstberg: de mooiste musea van de stad bijeen op de Koudenberg.

Koning Leopold II, die als prins ooit een plan bedacht om het katholieke deel van Nederland bij België in te lijven en omstreden is omdat hij wreed heerste over Congo, liet de indrukwekkende museumwijk Kunstberg bouwen. In de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten zijn verschillende musea ondergebracht: het Old Masters Museum, het Modern Museum, het Wiertz Museum, het Meunier Museum, het Magritte Museum en het nieuwe Fin-de-Siècle Museum. Een ander belangwekkend museum op de berg is het Muziekinstrumentenmuseum (MIM). Het MIM is gevestigd in een schitterend art-nouveaugebouw, Old England genaamd (1899). Je kunt er ongeveer 7000 instrumenten bewonderen. Naast de musea bevinden zich op de Koudenberg ook de Koninklijke Bibliotheek en het Congrespaleis (‘Square’).

4. Museum voor Natuurwetenschappen.

Vlakbij het Europese Parlement staat het indrukwekkende Museum voor Natuurwetenschappen. Het museum is gehuisvest in een oud klooster (1860) en een daar tegenaan gebouwde vleugel. De afdeling met dinosaurusskeletten is de grootste in Europa. Het museum heeft drie routes (A, B en C). Naar gelang de tijd die je beschikbaar hebt kun je één of meerdere routes afleggen. Naast de permanente tentoonstellingen zijn er ook regelmatig tijdelijke tentoonstellingen te zien.

Museum voor Natuurwetenschappen

5. Overige bezienswaardigheden

De Zavel, de wijk ten zuiden van de Grote Markt, was oorspronkelijk een adelijke wijk maar werd later volkser. Ooit oefende hier het gilde van kruisboogschutters. Op de plek waar de schutters een kapel lieten bouwen, staat tegenwoordig de fraaie gotische Onze-Lieve-Vrouw-ten-Zavelkerk.

Het Jubelpark en het Jubelparkmuseum liggen ten oosten van het centrum op een oud militair oefenveld. Het royale park is een heerlijke plek om even te ontsnappen aan de drukte van de stad en het biedt verkoeling op warme dagen. Het museum toont collecties uit de oudheid, de sierkunsten en de niet-Europese beschavingen.

In Laken, een groot park ten noorden van Brussel, ligt het Koninklijk Paleis. De bijbehorende Koninklijke Serres zijn slechts twee weken per jaar te bezichtigen maar zeer de moeite waard. In de noordwestkant van het koninklijke park ligt het Atomium. Het gebouw werd gebouwd ter ere van de Wereldtentoonstelling van 1958. Vanuit de bovenste bol heb je een schitterend uitzicht over de stad.

Muurschildering met stripheld Kuifje

Actieve vakantie in de ‘Ammergauer Alpen’

In de vrijstaat Beieren ligt de ‘Zugspitz Region’, vernoemt naar Duitslands hoogste bergtop (Zugspitze, 2.962 meter). De bekendste plaats in de regio is ongetwijfeld Garmisch-Partenkirchen, niet in de laatste plaats vanwege het jaarlijkse skispringen op Nieuwjaarsdag. Onderdeel van de Zugspitz Region zijn de ‘Ammergauer Alpen’. Heb je ook zin in een actieve vakantie in de Ammergauer Alpen haal dan maar snel de lederhosen en de wandelschoenen uit de kast. Jetzt geht’s los!

Slot Linderhof
Slot Linderhof

De Ammergauer Alpen in een notendop

Als je vanuit Augsburg richting het zuiden rijdt, doemen de Alpen als het ware uit het niets op. Zonder al te veel moeite sta je vrij plots aan de voet van het hooggebergte (dit maakt de regio ook geschikt om er bijvoorbeeld met de caravan naartoe te rijden). De eerste dorpjes die je tegenkomt zijn Bad Bayersoien, Saulgrub en Altenau. Vervolgens kom je bij Unter- en Oberammergau. De laatste is duidelijk groter en heeft meer voorzieningen, waaronder een zwembad en een zomerrodelbaan. Boven in het dal ligt Ettal, bekend om de enorme abdij van de Benediktijnen. In het gebied liggen een aantal bergtoppen die rond de 2.000 meter hoog zijn.

Op de fiets: de Königsrunde

Een mooi fietsrondje om de Ammergauer Alpen te verkennen is de ‘Köningsrunde’. De route begint in Oberammergau waar verschillende fietsverhuurders zitten (ook voor e-bikes). De route is ruim 40 kilometer lang en je klimt circa 200 hoogtemeters (en daalt er evenveel). De route gaat grotendeels over fietspaden waarvan een deel bestaat uit (goed onderhouden) gravelwegen. De route leidt eerst naar Ettal. De Benediktijner abdij en bijhorende basiliek, waarvan de oudste delen stammen uit 1330, is zeker een bezoek waard. Er worden rondleidingen gegeven, er is een Alpentuin en een bierbrouwerij. De basiliek is dagelijks geopend van 08:30 tot 18:00 uur. Vanuit Ettal gaat de route een klein stukje terug en dan linksaf richting het Graswangtal. Je komt dan langs de Ettaler molen (met gezellige biergarten). Door bossen en velden bereik je na enige tijd Slot Linderhof. Het barokke slot werd gebouwd in opdracht van Lodewijk II van Beieren, bijgenaamd de Sprookjeskoning. Het was de enige van de drie kastelen die Lodewijk liet bouwen die af was tijdens zijn leven en tevens het kleinste. Het interieur is geheel in Rococostijl. Vanaf het slot leidt de route via de andere kant van het dal terug naar Oberammergau. Van daaruit maak je nog een lus door het landschappelijk aantrekkelijke gebied rond Unterammergau. De route is redelijk goed gemarkeerd. Voor de volledige beschrijving en een kaart verwijs ik graag naar de app van de Zugspitz Regio (downloaden op je mobiele telefoon via de Apple App Store of Google Play Store). Daar vind je nog veel meer mooie fiets- en wandelroutes!

Kloster Ettal
Benediktijner abdij en basiliek te Ettal

Wandelen naar het August-Schuster-Haus

Een leuke wandeling in het Ammergebergte gaat van Obberammergau (circa 840 meter) naar het August-Schuster-Haus dat op 1554 meter hoogte ligt. Voor wie de ruim 700 hoogtemeters iets teveel van het goede is bestaat de mogelijkheid eerst de kabelbaan te pakken naar de Kölbensattelhütte (1270 meter hoog). Als je wel vanuit het dal wilt lopen ga je vanaf de parkeerplaats van de kabelbaan achter de kassa langs en neem je het pad dat schuin omhoog gaat naar het weggetje richting Berggasthof Kolbenalm. Volg deze weg verder omhoog (deze wordt na het berggasthof onverhard). Negeer alle paadjes links en rechts en ga bij de T-splitsing van onverharde wegen linksaf. Je komt dan al vrij snel uit bij de eerder genoemde Kölbensattelhütte. Loop langs de speelplaats omhoog en volg de ‘Kofelsteig’. Deze kronkelt eerst vrij vlak door tamelijk dicht naaldbos en dan door alpenweides. Op een gegeven moment eindigt het pad bij een onverharde weg. Het gaat nu vrij steil omhoog richting de hut. Na een welverdiende versnapering neem je dezelfde route terug. Vanaf de Kölbensattelhütte kun je naar beneden rodelen met de langste zomerrodelbaan ter wereld (van dit type). Remmen los!

Grote weerschijnvlinder

Overige activiteiten in de Ammergauer Alpen

In Oberammergau vind je bij de Kölbensattelbaan een fraai bikepark, met maar liefst zeven downhill parcours in verschillende moeilijkheidsgraden. In de Soier See (bij Bad Bayersoien) kun je zwemmen in (koel) natuurwater. In Oberammergau kun je als zwemmer je lol op bij de Wellenberg, met zowel een binnen- als buitenbad. Wandelaars kunnen in Bad Kohlgrub met de Hörnle Schwebebahn de Zeitberg op . Eenmaal boven wachten talrijke wandelroutes. Een andere mogelijkheid om te wandelen is de pittige klim vanuit Oberammergau naar de top van de Laber (1.600 meter hoog) maar die wordt dan wel beloond met een schitterend uitzicht. Overigens kun je ook hier gebruik maken van een kabelbaan om jezelf een aantal hoogtemeters te besparen. Laat je tot slot inspireren door de eerder genoemde Zugspitz app. Viel Spass!

De Deutsche Alpenstrasse, een ‘roadtrip’.

De Deutsche Alpenstrasse is de oudste toeristische route van Duitsland. De prachtige route slingert 450 kilometer lang tussen Lindau aan de Bodensee en de Köningssee bij Berchtesgaden. Ik verkende deze route langs de noordzijde van de alpen per camper en ontdekte dat elke kilometer de moeite waard is. Reken minimaal op een week voor deze ‘roadtrip’. Wie echt alles wil zien onderweg kan zich met gemak ook twee of drie weken in dit gebied vermaken. Het gebied is erg populair dus in het hoogseizoen is het aan te bevelen vooraf je overnachtingen te reserveren!

1. startpunt van de Deutsche Alpenstrasse

Je kunt deze route zowel in Lindau aan de Bodensee beginnen als bij de Köningssee nabij Berchtesgaden . De Bodensee is een groot meer op de grens van Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Het gebied rond het meer heeft een aangenaam klimaat. Je vindt er zowel fruitteelt als wijnbouw. Fiets rondom het meer over uitstekende fietspaden of je laat je met één van de veerdiensten over het water verplaatsen. Met de gastenkaart, die je gratis krijgt bij veel accommodaties en campings, reis je gratis met het openbaar. Het ‘bloemeneiland’ Mainau is zeker een bezoek waard. Er liggen een aantal leuke plaatsen rond het meer. Lindau, waar de route begint als je van west naar oost rijdt, is één van de aantrekkelijkste met een leuk havenfront en een gezellige historische binnenstad. Berchtesgaden is het beginpunt voor wie van oost naar west rijdt. Het is bekend geworden door het ‘adelaarsnest’ (of Kehlsteinhaus) en was na Berlijn het belangrijkste machtscentrum tijdens de Nationaal Socialistische dictatuur onder leiding van Adolf Hitler. Wie nu het idyllisch gelegen plaatsje bezoekt, kan nauwelijks bevroeden welke vreselijke plannen hier ooit gesmeed zijn. De Köningssee ligt prachtig ingebed in de bergen en vormt een ideaal vertrekpunt voor mooie wandelingen.

2. Skywalk Allgäu

Vanuit Lindau rijdt je in een half uur over een mooie bergweg naar Scheidegg. Hier vind je de ‘Skywalk Allgäu’. Zowel volwassenen als kinderen kunnen zich hier uitstekend enige uren vermaken op een vernuftig gebouwd boomkroonpad. Het pad is ook (grotendeels) toegankelijk voor mensen met een lichamelijke beperking (maar let op: het pad van de parkeerplaats naar de entree gaat vrij steil omhoog en is voorzien van halfverharding). Speciaal voor kinderen is een deel van het boomkroonpad als touwbrug uitgevoerd, aan het einde kunnen zij met een lange glijbaan naar beneden roetsjen. Er zijn een paar punten waar je een schitterend uitzicht over het gebied Allgäu voorgeschoteld krijgt. Het letterlijke hoogtepunt wordt gevormd door een 40 meter hoge uitkijktoren. Naast het boomkroonpad vind je ook een avontuurlijke speelplaats en een café-restaurant op het terrein.

Spectaculair boomkroonpad op circa 25 meter boven het maaiveld.

3. Fraaie dorpjes en steden langs de Deutsche Alpenstrasse

De Deutsche Alpenstrasse voert je niet alleen langs prachtige cultuur- en natuurlandschappen maar ook langs fraaie dorpjes en steden. Een kleine bloemlezing van west naar oost… Hoedendorp Lindenburg is al 200 jaar het hart van de Duitse strohoedenproductie. Je vindt hier dan ook een aardig hoedenmuseum. In Prfonten wordt kruidenrijk hooi ingezet voor allerlei wellness- en gezondheidsactiviteiten. Zo kun je er bijvoorbeeld massages met hooi krijgen. Füssen, de hoogst gelegen stad van Beieren, ken je misschien van de twee sprookjesachtige kastelen vlakbij deze plaats (zie 4). Hier sluit ook de ‘Romantische Strasse’ aan op de ‘Deutsche Alpenstrasse’. Maak zeker een korte stop in het fraaie Oberammergau dat bekend is vanwege de prachtige muurschilderingen (Lüftlmalerei) en de passiespelen die daar eens in de tien jaar plaats vinden. De beroemde wintersportplaats Garmisch-Partenkirchen (o.a. schansspringen op nieuwjaarsdag) is ook in andere seizoenen jouw bezoek meer dan waard. De rijke historie proef je tijdens een wandeling door de Frühlingsstraße in Garmisch of de Ludwigstraße in Partenkirchen. Er is ook een mooi, autovrij winkelgebied en je kunt met een kabelbaan naar de Zugspitze (de hoogste berg van Duitsland). In Bad Tölz, aan de Isar, vind je panden met fraaie overstekende dakranden . Oberaudorf (en Niederaudorf) wordt beschouwd als één van de mooiste dorpjes van Beieren en zelfs Duitsland. Aschau im Chiemgau en Reit im Winkl zijn typische Beierse plaatsen gelegen in een prachtig landschap. Berchtesgaden, tot slot, is bekend door het Kehlsteinhaus (zie 1) en de zoutmijnen.

Fraaie ‘luftlmalerei’ op de muren in Oberammergau.

4. Slot Hohenschwangau en slot Neuschwanstein.

Lodewijk Otto Frederik Willem van Wittelsbach had als bijnaam ‘de Sprookjeskoning’ en regeerde over Beieren van 1864 tot 1886. In dat jaar werd hij krankzinnig verklaard en afgezet. Als jonge prins was Lodewijk II met harde hand opgevoed door zijn vader Maximiliaan II. Zijn jeugd bracht hij door op Slot Hohenschwangau. De mensenschuwe Lodewijk werd koning toen hij 18 was maar trok zich het liefst terug in één van de sprookjespaleizen die hij liet bouwen. Hij was een aanbidder van Wagner en hield van poëzie. Historici vermoeden dat hij op mannen viel, wellicht blies hij daarom het huwelijk met zijn nicht Sophie van Beieren af en bleef hij kinderloos. Een dag nadat hij was afgezet, verdronk Lodewijk. Althans dat was de officiële lezing; zijn dood is nog steeds met raadselen omgeven. Het slot van zijn jeugd (Hohenschwangau) en het ultieme sprookjeskasteel dat nog in aanbouw was toen hij stierf (Neuschwanstein) kun je beide bezoeken. Boek je tickets wel vooraf want vooral Neuschwanstein is erg populair. Om er te komen verlaat je kort de Deutsche Alpenstrasse (net voorbij Füssen passeer je de rivier ‘Lech’, na 500 meter sla je rechtsaf. Staat goed aangegeven).

5. Aanvullende informatie

Bij een roadtrip is de reis de bestemming. Dus naast de beschreven bezienswaardigheden (en mijn lijst is alles behalve volledig) is het vooral het landschap dat deze tocht zo bijzonder maakt. Kronkelende bergwegen met prachtige bloemen in de berm, verstilde bergmeren, geweldige uitzichten en lieflijk boerenland, je komt het onderweg allemaal tegen. Eigenlijk is er geen stuk dat niet de moeite waard is. Voor kinderen (en volwassenen die zich af en toe weer even kind willen voelen) zijn er verschillende zomerrodelbanen langs de route waar je in een soort slede van de berg af kunt suizen. Zwemmen kan in een van de vele meren die je onderweg tegenkomt. Het wemelt langs de Deutsche Alpenstrasse van de hotels, pensions en campings. Maar het gebied is ook populair dus reserveren is aan te bevelen (zeker in deze Coronatijd). Voor wie per camper reist vormen de camperplaatsen een (goedkoop) alternatief. Deze kun je meestal niet vooraf reserveren. Hier geldt: op tijd aankomen geeft de meeste kans op een plek! Klik hier voor een handige PDF met aanvullende (Nederlandstalige!) informatie over de Deutsche Alpenstrasse, inclusief een routekaart.

Aan de oevers van de Chiemsee is het goed toeven.

Varen in Friesland

Varen in Friesland is een belevenis voor jong en oud. De mogelijkheden zijn legio en de voorzieningen uitstekend. Ook als je zelf geen boot hebt, is het mogelijk van de Friese wateren te genieten. Er is namelijk geen provincie in Nederland waar zoveel boten verhuurd worden: van sloepen en zeilbootjes voor beginners tot luxe motor- en zeiljachten. Laat je zeker niet tegenhouden door het weerbericht. Niets zo mooi als een Hollandse wolkenhemel boven één van de Friese Meren. De natuur, de steden en de lokale horeca zullen je verrassen. En de friezen zijn veel minder stug dan hun reputatie doet geloven!

kilometers vaarwater, uitstekende voorzieningen en mooie steden wachten op je in Friesland.

Sneekermeer: het hart van het Friese vaargebied.

Je vaartocht over de Friese wateren kun je op heel veel plekken beginnen. Ik start graag bij het Sneekermeer omdat dit zo mooi centraal in het vaargebied ligt. Dit meer is bekend van de Sneekweek, het jaarlijkse en grootste zeilevenement op de Europese binnenwateren. De Sneekweek begint op de eerste zaterdag van augustus (helaas in 2020 vanwege de Corona-maatregelen afgelast). Bootverhuurders vind je onder andere in Sneek en Terherne. Als je richting het noordoosten vaart kom je in Nationaal Park De Alde Feanen en als je verder doorvaart in Dokkum. In noordelijke richting vaar je naar Leeuwarden (met prachtige liglaatsen in de Prinsentuin). In het zuidwesten liggen Heeg en Stavoren met daartussen de Fluessen. Of je kiest voor het Slotermeer met Woudsend en Sloten. In zuidelijke richting vaar je naar het Tjeukemeer (en eventueel door naar Overijssel). Zie ook 2. ‘rondje Dokkum’.

5 Tips voor je vaarvakantie in Friesland

Ga je voor het eerst varen of ben je niet bekent met de Friese wateren? Dan heb je vast en zeker iets aan deze tips!

1. vaarbewijs niet noodzakelijk!

Voor een boot kleiner dan 15 meter die niet harder kan varen dan 20 km/uur heb je geen vaarbewijs nodig. Als je voor het eerst gaat varen is het echter wel verstandig niet meteen het grootste jacht te huren. Probeer het eerst eens met een wat kleiner formaat boot. De meeste verhuurders bieden ook vaarlessen aan. Je leert dan, op het jacht dat je gehuurd hebt, de basisvaardigheden zoals aanleggen en wegvaren, stilliggen in afwachting van het openen van een brug en het op de juiste manier vastleggen van jouw boot. Er zijn ook goede instructiefilmpjes te vinden op YouTube. De beste tip die ik als beginnend schipper kreeg was ‘gebruik de middenbolder’. Deze zit meestal op de plek waar je van de boot af kunt stappen. Als je hier een landvast (touw) omheen legt, kan één persoon de boot normaal gesproken goed aan de kant houden terwijl anderen de andere landvasten vast (bij aanleggen) of los (bij wegvaren) maken. Lees ook in de almanak, die meestal in je huurboot aanwezig is, de belangrijkste regels die gelden op het water door. Zeilboten en beroepsvaart hebben bijvoorbeeld (meestal) voorrang op motorjachten.

2. check de waterkaart

Check voor je een route uitstippelt goed op de waterkaart of er eventueel vaste bruggen in het traject zitten en of deze voldoende hoogte hebben om er onder door te kunnen varen. Hetzelfde geldt voor de diepte van de watergangen waar je doorheen wilt. Op de waterkaart staat ook aangegeven waar je kunt aanmeren om te overnachten. Uiteraard kan dat in één van de vele jachthavens maar je kunt ook in veel steden aan een kade aanleggen (meestal wel betaald) of aan één van de Marrekriteplaatsen. Dit zijn aanlegplekken van het recreatieschap waar je gratis mag overnachten (meestal maximaal 3x 24 uur). Bij de Marrekriteplekken vind je geen elektriciteit of drinkwater. Vaak is er wel een afvalcontainer en soms een Húske met toilet. Een handige app om deze aanlegplaatsen te vinden en voor de bedieningstijden van sluizen en bruggen is de Watersport-app van de provincie Fryslân.

3. gereedschap

Neem een klein gereedschapskistje met wat gereedschap mee (bijvoorbeeld: een Engelse sleutel of waterpomptang voor het wisselen van de gasfles, een schroevendraaier voor een loszittend schroefje dat irritant trilt). Een rol duct-tape en een paar tiewraps kunnen ook goed van pas komen om iets vast te zetten.

4. bruggeld

Neem kleingeld mee. Steeds meer bruggen worden gratis bediend (‘Gastvrij Friesland’) maar er zijn nog steeds enkele bruggen waar de brugwachter een klomp aan een hengel laat zakken waar je een paar Euro in moet stoppen (staat aangegeven in de almanak en meestal ook op een bord bij de brug zelf).

5. inkopen doen

Over het algemeen zijn er ruim voldoende mogelijkheden om inkopen te doen. De steden en grotere dorpen hebben een supermarkt (vaak een ‘Poiesz’) en je vindt er, mede dankzij de watersport, ook vaak goede lokale winkels. Probeer eens één van de Friese specialiteiten, bijvoorbeeld: Fryske Dúmpkes, Súkerbolle, Beerenburg of Nagelkaas.

Zonsondergang op het Sneekermeer vanaf een (gratis!) Marrekrite aanlegsteiger

Varen in Friesland: ‘rondje Dokkum’ (doorvaarthoogte 2,55 m.)

Dit ‘rondje Dokkum’ is een mooie en afwisselende route met zowel prachtige natuur als leuke steden. Vanaf het Sneekermeer vaar je eerst naar Akkrum. Hier is een eenvoudige maar leuke passantenhaven (aan het Heechein). Wandel eens naar ‘Coopersburg’, een in 1900 gebouwd tehuis voor arme ouderen. Het werd gebouwd in opdracht van Folkert Kuipers die in Amerika als Frank Cooper een aardig fortuin verdiend had. Via de spoorbrug en het aquaduct over de A32 vaar je vervolgens naar de ‘Wide Ie’ en Nationaal Park ‘de Alde Feanen’. Hier vind je prachtige steigers om de nacht door te brengen. De route gaat verder over het Prinses Margrietkanaal (houdt hier, in verband met de grote vrachtschepen, goed rechts). Bij het ‘Burgumermar’ sla je linksaf in noordelijke richting. Via de ‘Kukhernster Feart’, ‘Nije Feart’ en ‘Petsleat’ vaar je richting Westergeest. Direct na de brug onder de N910 vaar je linksaf de ‘Strobosser Trekfeart’ op. Dit water is vrij smal maar prima te bevaren! Net voor Dokkum de afsplitsing naar rechts aanhouden en bij het ‘Dokkumer Grutdjip’ linksaf de stad invaren. In Dokkum vind je prima ligplaatsen, de mooiste tussen de beide molens op de oude verdedigingswal. Terug ga je via de ‘Dokkumer Ie’ (mooie ligplaatsen in de passantenhaven van Burdaard!) naar Leeuwarden (aanmeren in de Prinsentuin, hartje centrum). Onderweg passeer je het beroemde bruggetje van Bartlehiem (Elfstedentocht). Via Wergea vaar je naar Grou (volop ligplaatsen). De Sint Pieterskerk en de buurt daar omheen zijn een bezoek waard en je vindt er een aantal goede winkels. Via het Prinses Margrietkanaal vaar je vervolgens terug naar het Sneekermeer. Trek minimaal een extra lang weekend/midweek uit voor deze tocht!

De Friese elf steden

Door de heroïsche 200 kilometer lange schaatstocht zijn de Friese elf steden een begrip, tot ver buiten de grenzen van de provincie. Als het water zich niet in bevroren toestand bevindt, kun je ze per boot bezoeken. Leeuwarden (Ljouwert), Sneek (Snits), IJlst (Drylst), Sloten (Sleat), Stavoren (Starum), Hindelopen (Hylpen), Workum (Warkum), Bolsward (Boalsert), Harlingen (Harns), Franeker (Frjentsjer) en Dokkum (Dokkum); stuk voor stuk zijn ze de moeite waard. De grotere steden (Leeuwarden en Sneek) bieden naast hun rijke historie ook eigentijdse binnensteden. In de kleinere stadjes lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Ze hebben allemaal een eigen karakter. Sloten bijvoorbeeld door zijn gracht dwars door het stadje, IJlst door haar overtuinen en Stavoren door haar ligging aan het IJsselmeer. Er zijn tal van bezienswaardige musea te vinden zoals het Jopie Huisman Museum in Workum, het Eisinga Planetarium in Franeker en het Fries Museum in Leeuwarden.

Ligplaats met uitstekende voorzieningen in het gezellige Grou.

Overige belangrijke watersportplaatsen

Naast de Friese elf steden zijn er een aantal andere watersportplaatsen die het vermelden waard zijn. Grou en Heeg staan bekend om hun gezelligheid, met diverse terrassen aan het water. In Terherne komen kleine schippers aan hun trekken in het ‘Kameleondorp’. Lemmer heeft een fraaie binnenhaven en is een favoriete plek bij zeilers. Langweer heeft een grote passantenhaven aan de ‘Langwarder Wielen‘. In het gezellige Woudsend kun je midden in het dorp aanmeren aan beide zijden van de brug. Wees er wel op tijd bij want deze plekken zijn populair. In al deze plaatsen vind je ook restaurants, dus als je een avond niet het kombuis in wilt…

Varen in Friesland voor rustzoekers

Als je gek bent op varen maar niet op de drukte daar omheen dan kun je natuurlijk beginnen met de juiste tijd te kiezen. In het hoogseizoen en bij goed weer (of goede wind voor de zeilers) kan het best druk zijn op het water. In de weekenden is het ook drukker dan doordeweeks. Maar als je aan de vakanties vast zit, kun je toch rust vinden. Er zijn namelijk drie gebieden die veel rustiger zijn. Het ‘andere Friesland’ vind je bijvoorbeeld op de Friese Turfroute (let op: niet het hele jaar door mogelijk!). Nog een voordeel: door de vele bruggen en sluizen krijg je hier, als beginner, het varen snel onder de knie. Met kleinere boten (sloepen, etc.) is een tocht over de Luts (vanaf Balk) leuk. Dit voormalige riviertje leid je tussen twee keileembulten door. Door de bosachtige omgeving en de hoogteverschillen zie je weer een heel andere kant van deze mooie provincie. Ook het gebied in het noorden (Franeker, Dokkum, Lauwersmeer) is rustiger dan het Friese Merengebied.

Industrieel erfgoed in het Ruhrgebied

De meeste mensen kennen het Duitse Ruhrgebied als een sterk verstedelijkt gebied met veel industrie. Het gebied heeft echter ook een andere kant; het is er opvallend groen en er is veel gedaan aan natuurherstel en het schoonmaken van het water. Vroeger draaide alles er om kolen en staal maar die tijd is voorbij. Het industrieel erfgoed in het Ruhrgebied is echter bewaard gebleven. In combinatie met de hippe binnensteden van bijvoorbeeld Essen, Duisburg of Düsseldorf of één van de romantische dorpen met vakwerkhuizen, zeker jouw bezoek waard!

Oude mijnschachten herinneren aan de tijd van kolen en staal.

1. Overzicht krijgen over het industrieel erfgoed in het Ruhrgebied.

Ik houd ervan een gebied enigszins te begrijpen voordat ik het ga verkennen. Om in het Ruhrgebied letterlijk overzicht te krijgen is je eerste stop de Gasometer in Oberhausen. In deze enorme toren werd vroeger gas opgeslagen. Tegenwoordig zijn er interessante tentoonstellingen en vanaf het dak krijg je een schitterend uitzicht over het Ruhrgebied voorgeschoteld. Je ziet diverse mijnschachten en ook de slakkenbergen die ontstonden ten gevolge van de mijnbouw. Op een paar van die kunstmatige bergen zijn nu uitzichtpunten gemaakt. Ook hier kun je je letterlijk oriënteren. Op de Heinrich-Hildebrand-Höhe vind je misschien wel de spectaculairste: de bewandelbare sculptuur ‘Tiger and Turtle. Maar ook de Tetraëder op de slakkenberg Beckstraße in Bottrop is de moeite waard. Als je wilt begrijpen wat kolen en staal voor het gebied betekenden, bezoek dan de Villa Hügel in Essen. Hier woonde en werkte de industriële familie Krupp. In het ‘kleine huis’ is een interessante tentoonstelling over de opkomst en neergang van de familie te zien. Ook haar dubieuze rol in de Tweede Wereldoorlog wordt niet gemeden. In het ‘grote huis’ zijn wisselende kunsttentoonstellingen te zien.

Uitzichtpunt Tiger en Turtle: een bewandelbare sculptuur.

2. Zeche Zollverein: steenkool en cokes.

Op verschillende plekken in het Ruhrgebied werd steenkool gewonnen. Veel van deze steenkool werd in cokesfabrieken bewerkt om er zuiverder brandstof van te maken. Ook werden cokes ingezet als reductiemiddel bij de productie van ruw ijzer. De meest spectaculaire kolenmijn en cokesfabriek in het gebied is ‘Zeche Zollverein‘. Dit complex is ontworpen door beroemde Bauhaus-architecten. Tegenwoordig zijn er verschillende musea, waaronder het Red Dot Design Museum met aandacht voor industriële vormgeving en het ‘Ruhrmuseum’ over natuur en kultuur in het Ruhrgebied. Maar alleen al een wandeling over het terrein is spectaculair. Het contrast tussen de indrukwekkende oude fabrieksgebouwen en de nieuwe natuur die hier ‘spontaan’ lijkt te ontstaan (met o.a. berkenbossen en vlinderstruiken) is heel bijzonder. Het complex is inmiddels opgenomen op de werelderfgoedlijst van Unesco.

Zeche Zollverein, werelderfgoed vormgegeven door Bauhaus-architecten.

3. Landschaftspark Duisburg-Nord: een nachtelijk sprookje

Naast het winnen van steenkool was het produceren van staal de tweede belangrijke economische peiler van het Ruhrgebied. Twee families domineerden de staalproductie: Thyssen en Krupp. Uiteindelijk zouden beide bedrijven samengaan (onder de weinig verrassende naam ThyssenKrupp). Op 4 april 1985 sloot één van de hoogovens van de familie Thyssen, Meiderich in Duisburg, voorgoed haar deuren. Waar dit het einde van de staalproductie betekende begon een nieuwe geschiedenis: die van het landschapspark Duisburg-Nord (180 hectare groot). Inmiddels is het park een prachtige mix van industriële cultuur en natuurontwikkeling. Je kunt er duiken in een oude gasometer en klimmen of boulderen op de wanden van het industriële complex. Ook als je wilt wandelen of fietsen kun je hier je lol op. Zorg dat je deze plek ook bezoekt in de schemer of als het donker is. ’s Avonds worden de hoogovens namelijk spectaculair verlicht en veranderen de ruige gebouwen in een nachtelijk sprookje.

Landschapspark Duisburg-Nord: een nachtelijk sprookje.

4. Henrichshütte Hattingen: nog meer staal

Tussen Essen en Dortmund ligt, bij het plaatsje Hattingen en aan rivier de Roer, de voormalige hoogoven Heinrich. Hier is het LWL Industrie Museum gevestigd. Door een rondwandeling over het complex, dat in 1987 gesloten werd, word je al snel duidelijk hoe hier vanuit ijzererts staal gemaakt werd. Ook wordt duidelijk hoeveel techniek daarbij kwam kijken en dat het werk zwaar en niet zonder gevaren was. De Heinrichshütte is de oudste hoogoven van de regio. Ooit werkten er zo’n 10.000 mensen. Sommige van de oud-medewerkers geven nu nog rondleidingen (rondleidingen vinden dagelijks plaats, behalve op maandag). Op het terrein zijn wat smalle trappen en hoogteverschillen, goed schoeisel is dus aan te bevelen.

5. Meer industrieel erfgoed in het Ruhrgebied.

Ik heb hierboven een paar hoogtepunten van het rijke industrieel erfgoed in het Ruhrgebied beschreven. Maar er is nog veel meer te zien en te doen. Zo zijn er prachtige fietsroutes (meer dan 700 km!). Waar de fabrieken stoer en kloek zijn is het dal van de Roer en zijn de vakwerkdorpjes (bijvoorbeeld Essen-Kettwig of het historische centrum van Hattingen) soms ronduit lieflijk. Omdat de industriëlen door hadden dat goede en gezonde huisvesting voor hun medewerkers tot een hogere productiviteit leidde, bouwden zij zogenaamde siedlungen. Deze bijzondere arbeiderswijken zijn tot op de dag van vandaag geliefde woonplekken. Bezoek bijvoorbeeld eens Margarethenhöhe in Essen, de wijk Eisenheim in Oberhausen of de wijk Teutoburgia in Herne. Stuk voor stuk zijn ze zorgvuldig gerestaureerd en worden ze gekoesterd door hun bewoners. Als je liever de geneugten van de grote stad opzoekt, kom je zeker aan je trekken in de binnenhaven van Duisburg (veel horeca aan het water) of de binnenstad van Dortmund, Essen of Düsseldorf. Als je een avond wilt gaan stappen is de Bolkerstrasse in de Düsseldorfse Altstadt dé plek waar je moet zijn!

Op de fiets door het Ruhrgebied: verrassende romantische dorpjes, veel groen en een lieflijk rivierdal.

5 tips voor Valencia, Spanje

Mercado de Calón, één van de culinaire hotspots in Valencia.

Valencia is, na Madrid en Barcelona, de derde stad van Spanje als het om inwoneraantal gaat. Deze stad dankt haar populariteit aan haar ligging aan de Middellandse Zee (Costa del Azahar), het daarbij behorende klimaat en de rijke geschiedenis. Toch is Valencia veel minder toeristisch dan Barcelona. De stad is tweetalig: er wordt zowel Spaans als Valenciaans (verwant aan Catalaans) gesproken. Het stadsbestuur schenkt veel aandacht aan een gezonde leefomgeving. De gemeente investeert veel geld in (openbare) sportvoorzieningen en parken. Valencia is ook de stad van de Paella. Dit bekende rijstgerecht wordt haast in ieder restaurant weer net iets anders klaargemaakt. Houdt er wel rekening mee dat ’s avonds veel restaurants pas rond 20:30 uur de deuren openen (ook de lunch is laat). Met een paar tapas (kleine hapjes) en een koel drankje op een terras kom je de tijd tussen lunch en diner wel door!

1. Dwaal door het ‘doolhof’ van El Carmen

Romeinen, Visigoten en Moren drukten allemaal hun stempel op de vroege geschiedenis van Valencia. Tussen de Moorse en de Christelijke stadsmuren ontstond zo’n duizend jaar geleden de wijk ‘El Carmen’. Ga hier lekker (zonder kaart) dwalen door het bekoorlijke doolhof van met natuursteen geplaveide straatjes. Een mooi vertrekpunt daarvoor is de Torres de Serranos of de Torres de Qart. Dit zijn twee middeleeuwse stadspoorten. Rondom Plaza del Tossal vind je een keur aan restaurants en bars. Naast veel moois uit het verleden vind je in deze wijk ook eigentijdse schoonheid. Ga daarvoor naar het Institut Valencia d’Art Moderne (let op: op maandag gesloten). Het museum heeft een indrukwekkende collectie moderne kunst en interessante wisseltentoonstellingen. Net buiten de wijk, aan het aantrekkelijke Plaza de la Virgen, ligt de kathedraal van Valencia (mix van Romaans, Barok en Gotisch).

2. Geniet van het architectonische spektakel in de Stad van Kunst en Wetenschap

Spectaculaire gebouwen van architect Santiago Calatrava.

De Spaanse architect Santiago Calatrava is inmiddels wereldberoemd geworden met zijn neo-futuristische gebouwen. In zijn geboortestad Valencia tekende hij voor een reeks van zes gebouwen die samen de ‘Ciutat de les Arts i les Ciències’ vormen. Het gebied is circa 2 vierkante kilometer groot en ligt aan het Turiapark (zie 3.). Het gebouw ‘L’Úmbracle’ herbergt een tuin en een hippe club die gedurende de zomermaanden ’s avonds voor vertier zorgt . In ‘Principe Felipe’ zit het wetenschapsmuseum, waar bezoekers zelf allerlei experimenten kunnen uitvoeren. Het museum zegt zelfs dat het verboden is niet te voelen en te denken in het gebouw. In het ‘Palau de les Arts Reina Sofia’ is de opera gehuisvest. Het ‘Agora’ is gebouwd voor exposities en concerten. Ook de Valencia Fashion Week vind hier plaats. Zin in een IMAX 3D-film? Dan moet je in het ‘L’Hemisfèric’ zijn. Via een headset kun je naar een Engelse vertaling luisteren. Liefhebbers van de wondere onderwaterwereld komen aan hun trekken in ‘L’Oceanogràfic’. Maar ook alleen al voor de architectuur is een bezoek aan dit gebied de moeite waard!

3. Verken het Turiapark

De historische bruggen herinneren aan de tijd dat het park nog rivierbedding was.

Nadat er in 1957 zware overstromingen waren geweest, met meer dan 400 doden tot gevolg, is de rivier Turia om Valencia heen geleid. In de oude, drooggevallen rivierbedding is in de jaren ’80 van de vorige eeuw het Turiapark (Jardin del Turia) aangelegd. Daardoor heeft Valencia nu een circa 9 km lang groen lint door de stad heen lopen. Het park verbindt de Stad van Kunst en Wetenschap (zie 2) in het oosten van de stad met het Bioparc in het westen. Je kunt het park zowel te voet als op de fiets verkennen. Op verschillende plaatsen zijn fietsen te huur (veel accommodaties bieden ook huurfietsen aan). Het park ligt iets verlaagd (de rivier lag uiteraard in een dal) en auto’s kruisen het park via de oude bruggen die bewaard zijn gebleven. Als voetganger of fietser in het park ga je daar juist onderdoor. Je vergeet dan ook haast dat je in een grote stad bent. Je vindt in het park onder andere openbare sportvoorzieningen, tuinen, waterpartijen en terrasjes. Op warme dagen is het, in de schaduw van de bomen in het park, een paar graden koeler dan in de stad. De mediterrane beplanting is bovendien zeer aantrekkelijk.

4. Ontdek meer dan 2000 jaar geschiedenis in het historische centrum

In het hart van het historische centrum vind je de Zijdebeurs (Lonja de la Seda). Dit is één van de belangrijkste monumenten van Valencia (Unesco werelderfgoed). Je vindt dit laatgotische pareltje bij Carrer de la Llotja. Daar vlakbij ligt de Mercat Central, de grootste overdekte versmarkt van Europa. Het gebouw is in 1914 ontworpen in de Art-nouveaustijl en werd in 1928 in gebruik genomen. Sinds die tijd brengen ruim 300 handelaren in versproducten hun waren aan de man. Een andere markthal is Mercado de Colón. Deze markthal is herbestemd tot een gastronomische plek met restaurants en bars. Ten noordoosten van het historische centrum vind je het Museo de Bellas Artes. Dit is niet alleen één van de belangrijkste musea van Valencia maar zelfs van heel Spanje. De collectie historische kunstvoorwerpen is indrukwekkend en het gebouw zelf is dat zeker ook.

5. Ontsnap even aan de drukte van de stad

Natuurlijk, je gaat naar Valencia om van de geneugten van een stad te genieten. Maar soms ben je misschien even klaar met alle drukte of de warmte. Gelukkig zijn er in Valencia genoeg plekken om even te ontsnappen aan de drukte. Uiteraard kan dat in het Turiapark (zie 3.). Maar er zijn meer plekken om te relaxen of wat afkoeling te vinden. Allereerst heeft Valencia heerlijke (stads)stranden. De bekendste zijn Playa de las Arenas (direct ten noorden van de marina) en Malva Rosa (iets noordelijker) . Langs deze stranden is een keur aan restaurants en bars te vinden. Omdat er op drukke dagen een gebrek is aan parkeerplaatsen en fietsenstallingen kun je er ook voor kiezen de metro te nemen (naar de Marina). Een nieuwe groene parel is het Parque Central naar een ontwerp van Gustafson Porter + Bowman (die ook het Amsterdamse Westerpark hebben ontworpen). Je vindt dit park bij de Plaza Manuel Sanchis Guamer. Aan de zuidkant van de stad ligt het Parque Natural de La Albufera, een prachtig natuurpark dat een kleine 6.000 hectares groot is. Het park ligt op een klein uurtje fietsen van de stad (circa 12 km) en er gaan ook bussen en georganiseerde excursies naar toe.

5 tips voor Maastricht

Maastricht, de hoofdstad van de provincie Limburg, wordt wel de meest ‘buitenlandse’ stad van ons land genoemd. Kijk bijvoorbeeld naar de bouwstijl met veel mergel (uit lokale groeves) en je snapt waarom. Het ‘rijke-roomse-leven’ draagt daar ook zeker aan bij. Gemiddeld is het een paar graden warmer in Maastricht dan in het westen en noorden van ons land . Er valt gemiddeld ook minder neerslag . Wat je tot slot het gevoel geeft even helemaal weg te zijn, zijn de vele Duitse en Belgische bezoekers van de stad én de internationale studenten . Overweeg jij ook naar Maastricht te gaan? Lees dan snel mijn vijf tips voor een heerlijk weekend of midweek Maastricht.

Zicht op de Sint Servaasbrug over de Maas en het historische centrum (foto: Maastricht Marketing / Hugo Thomassen)

1. Ontdek het eigen karakter van de verschillende wijken in het centrum van Maastricht.

Het leuke van Maastricht is dat de verschillende wijken in het centrum dicht bij elkaar liggen maar toch elk een uniek karakter hebben. De binnenstad wordt gedomineerd door twee pleinen (de Markt met het raadhuis en het Vrijthof met de Sint Servaas-basiliek). Je vindt er bekende winkelketens, warenhuizen en ook wel kleinere boetieks. Aan de andere zijde van de Maas (tussen binnenstad en station) liggen de wijken Wyck en Céramique. Hier vindt je exclusieve winkels en speciaalzaken naast hippe hotels en bars. Het Jekerkwartier/Stokstraatkwartier is heel relaxed en misschien wel het meest pittoresk. De straten zijn er smal en de winkels en cafés kleinschalig. Het Sphinxkwartier, tot slot, is de nieuwste hotspot in ontwikkeling. Het is een creatieve wijk en je vindt er ook de historische binnenhaven ’t Bassin met veel leuke restaurants en galeries.

Markt bij het raadhuis (foto: Maastricht Marketing / eighty8things)

2. Verwonder je in het Natuurhistorisch Museum

Meer dan 74 miljoen jaar geleden werd Limburg overspoelt door een Krijtzee die grote hoeveelheden kalk afzette. Uit deze periode stammen de resten van ‘onze’ dino: de Mosasaurus. In het mergel zijn resten van dit dier gevonden en van vele andere dieren en planten. In het Natuurhistorisch Museum Maastricht zijn veel van deze fossielen te zien. Ook wordt inzichtelijk gemaakt hoe het landschap, en de daarbij horende flora en fauna, steeds veranderde door een ander klimaat en evolutie. Het museum is niet zo modern en flitsend als bijvoorbeeld Naturalis in Leiden waar alles draait om beleving en interactiviteit. Het geeft echter wel een heel goed inzicht in de lokale natuurhistorie. Eén van de leukste kamers is daarom misschien juist wel die van het oorspronkelijke museum. Hier ervaar je de verwondering van de oprichters over ‘gewone’ dieren als katten, vogels en vlinders.

Het Natuurhistorisch Museum geeft een goed inzicht in de lokale natuurhistorie (foto: Maastricht Marketing / Jonathan Vos)

3. Ga wandelen in het Jekerdal

Bij Maastricht mondt de Jeker uit in de Maas. Deze rivier ontspringt 65 kilometer eerder in de omgeving van het Belgische Lens-Saint-Servais. In het dal dat deze rivier, gedurende duizenden jaren, heeft uitgeslepen kun je deze prachtige wandeling maken (circa 8 km, 2 uur). Beginpunt is de parkeerplaats ‘Oog van Sint Pieter’ bij het fort. Wandel via Luikerweg, Jekerweg en Jekerschans naar de Meesenbroekweg. Volg de rivier hier stroomopwaarts. Bij de Jekermolen steek je de rivier over. Ga aan het einde van de Jekermolenweg schuin rechts de Cannerweg omhoog. Bij restaurant Prix de Rome linksaf de prachtige ‘holle’ Susserweg op. Na een tijdje loop je langs de wijngaarden van de Apostelhoeve. Bij de hoeve zelf ga je linksaf, de Dalingsweg naar beneden. Steek beneden de Cannerweg over en wandel over de Nekummerweg, langs de Hoeve Nekum (ook een wijnproducent). Steek de Jeker over (met rechts de Nekummermolen) en ga bij de Mergelweg rechtdoor over het smalle pad links van het huis. Je klimt nu de Pietersberg op. Ga boven linksaf en volg het brede pad langs de ENCI-groeve tot het uitkijkpunt bij de Oehoevallei. Circa 100 meter voorbij dit punt ga je linksaf de Luikerweg op. Volg deze tot aan de parkeerplaats.

Tijdens je wandeling door het Jekerdal kun je wijn proeven bij de Apostelhoeve (foto: Maastricht Marketing / Hugo Thomassen)

4. Ervaar het rijke katholieke leven

Hoewel de ontkerkelijking ook aan Maastricht niet voorbij is gegaan, drukt de eeuwenlange katholieke geschiedenis van de stad nog steeds een belangrijke stempel op de stad. Haast in iedere wijk staat wel een interessant kerk- of kloostergebouw. De Sint Servaasbasiliek (Vrijthof) is één van de belangrijkste monumenten van ons land en wordt beschouwd als de oudste nog bestaande kerk van Nederland. Bezoek dus zeker dit bijzondere bouwwerk (en zijn schatkamer). In de basiliek van Onze Lieve Vrouwe, aan het gelijknamige plein, kun je in de Mariakapel een ‘bougieke’ (kaars) aansteken. Je bent er zeker niet de enige die dit ritueel in stand houdt. Ook hier is de schatkamer gevuld met interessante religieuze voorwerpen. Het feit dat Maastricht zoveel plekken heeft waar je bourgondisch kunt eten (bijvoorbeeld in de Koestraat, het ‘restaurant-straatje’ van Maastricht) of een borrel kunt drinken is eveneens een erfenis uit het katholieke verleden. Het zal je ook opvallen dat men hier gemiddeld genomen goed gekleed de straat op gaat, zeker op zondag. En tot slot heeft het uitbundig vieren van carnaval in de stad natuurlijk een katholieke oorsprong.

De Sint Servaasbasiliek is een van de belangrijkste monumenten van ons land. (foto: Maastricht Marketing / Hugo Thomassen)

5. Bezoek de culturele hotspots in Maastricht

De Italiaanse architect Aldo Rossi ontwierp het opvallende gebouw van het Bonnefantenmuseum. Het gebouw is sowiewo het bekijken waard en binnen vind je een aantrekkelijke mix van oude meesters en moderne kunst. In het nabijgelegen Centre Céramique, van de Nederlandse architect Jo Coenen, zijn regelmatig interessante tentoonstellingen te zien. Hier worden ook lezingen gehouden en concerten gegeven. Op de 4e etage krijg je gratis een prachtig uitzicht over de stad cadeau. Aan het Vrijthof liggen twee culturele hotspots: Theater aan het Vrijthof en Museum aan het Vrijthof. Het theater is zowel een concertzaal als schouwburg en het museum specialiseert zich in fotografie. Eén van de nieuwste creatieve hotspots in Maastricht is De Brandweer. Deze voormalige brandweerkazerne in de het Sphinxkwartier is omgebouwd tot creatieve studio’s, een restaurant en een ontmoetingsruimte. Geïnteresseerd in geschiedenis? Kijk dan eens op de site van Maastricht Underground voor meer informatie over het Fort Sint Pieter (zie ook 3. Wandelen in het Jekerdal, hierboven), de Grotten Noord, de Grotten Zonneberg en de Kazematten.

Het Bonnefantenmuseum, van architect Aldo Rossi, ligt prominent aan de Maas. (foto: Maastricht Marketing / Hugo Thomassen)

Een lang weekend varen in Overijssel

varen op de Tjonger
De verstilde schoonheid van de Tjonger…

De Provincies Friesland en Overijssel zijn misschien wel op hun mooist vanaf het water. Ik ging daarom een lang weekend varen in Overijssel. Op veel plekken kun je een dag een sloep of zeilboot huren. Maar als je het watersport-leven echt wilt meemaken, huur dan een lang weekend, midweek of zelfs langer een (zeil)jacht. Een motorjacht kun je zonder vaarbewijs huren, mits de boot niet langer is dan 15 meter en niet harder kan varen dan 20 km/uur. Het is wel verstandig niet meteen met de grootste boot te beginnen en een paar uur les te nemen als je het voor het eerst doet. Maar moeilijk is het absoluut niet. De voorzieningen onderweg zijn geweldig: van havens met uitstekende voorzieningen tot (gratis) ligplaatsen midden in de natuur. Ik vertrok vanuit het Friese Langelille voor een lang weekend varen in Overijssel.

Eerste dag: van Langelille naar Ossenzijl

Vanuit Friesland vaar je via de Jonkersvaart (ook wel Helomavaart genoemd) naar de Mr. H.P. Linthorst Homansluis. In het hoogseizoen is het hier een drukte van jewelste, maar daarbuiten zijn er meestal geen wachttijden. Na het schutten vaar je het oude veenriviertje De Linde op, welke hier de grens tussen Friesland en Overijssel vormt. Langs de rivier liggen mooie natuurgebieden van It Fryske Gea. Bij de Ossenzijlersloot sla je linksaf richting Ossenzijl en de Weerribben. Varen in Overijssel is niet compleet zonder een bezoek aan prachtige natuurgebied. Het gebied is ontstaan door de veenwinning en is tegenwoordig het grootste laagveenmoeras van Noordwest-Europa. Net voorbij de brug van Ossenzijl begint de Kalenbergergracht. Aan je linkerhand zie je al snel camping-jachthaven De Kluft. Een prima plek om de eerste nacht door te brengen. Denk aan de horren voor de ramen want het naburige dorpje Muggenbeet heet niet voor niets zo! Naast De Kluft ligt het informatiecentrum van Staatsbosbeheer.

Tweede dag: van Ossenzijl naar Blokzijl via Zwartsluis

Deze dag ga je kilometers maken! Eerst volg je de Kalenbergergracht. Links en rechts zie je oude veenwerkershuisjes, nu veelal als tweede woning in gebruik. Tussen de moerasbossen zijn er af en toe meer open stukken met riet- of grasland. Hier heb je grote kans reeën te spotten, vooral in de morgen en tegen de avond. Kijk er ook niet raar van op als er een slang voor je boot langs zwemt; dit zijn ringslangen, volstrekt ongevaarlijk en niet giftig. Via Wetering en Muggenbeet kom je bij het Giethoornsche Meer. Vlak voor het meer ligt Hotel-Restaurant-Café Geertien, een leuke plek om aan te leggen voor koffie met gebak of lunch. Via de Walengracht en Beulakkerwijde (mooi groot water) vaar je naar de Sluis Beukers. Dan door richting Zwartsluis en via het Zwarte Water naar het Zwarte Meer. Via Kadoelenmeer, Vollenhoverkanaal en -meer eindigt deze dag in de haven van Blokzijl.

haven van Blokzijl
De pittoreske haven van Blokzijl is een prima overnachtingsplaats.

Intermezzo: Blokzijl

Blokzijl werd onlangs door Elsevier Weekblad uitgeroepen tot mooiste dorp van Overijssel. En terecht: als je er binnenvaart, voelt het alsof je terug in de tijd gaat. De prachtige haven wordt omringd door monumentale huizen. De plaats is ontstaan rond de sluis aan het einde van de Steenwijker Aa, die hier ooit in de Zuiderzee uitmondde. Een deel van de stad is beschermd dorpsgezicht en de Hervormde kerk uit 1609 bepaald het beeld. Bij de Sluis liggen verschillende restaurants waaronder het beroemde ‘Kaatje bij de Sluis’ (1 Michelin ster). Een wandeling door de smalle straten en stegen en over de bolwerken is zeer de moeite waard. De haven van Blokzijl beschikt over uitstekende voorzieningen. Bij de havenmeester (drijvend kantoor in de haven) kan, tegen betaling, een pasje gehaald worden voor stroom, water en gebruik van het w.c.- en douchegebouw. Een prima plek dus om de (tweede) nacht door te brengen!

Derde dag: van Blokzijl naar Brandemeer via Giethoorn

Verlaat de haven van Blokzijl via de naastgelegen sluis en vaar via Noorderdiep en Valse Trog naar het Giethoornse Meer. Hier volg je een stukje dezelfde route als de dag ervoor: via de Walenbergergracht langs Jonen en dan schuin de Beulakkerwijde oversteken. Vervolgens sla je linksaf richting Giethoorn en Steenwijk (Kanaal Beukers-Steenwijk). Zo’n 250 meter voor de eerste beweegbare brug zie je een klein Avia tankstation. Aan de kade daarvoor kun je afmeren om Giethoorn te bezoeken. Zoals je wellicht weet ben je hier niet alleen, sinds Chinese toeristen dit dorp hebben ‘ontdekt’. Een kleine wandeling langs de Dorpsgracht is zeker de moeite waard. Via Steenwijk vaar je terug naar Ossenzijl (Kanaal Steenwijk-Ossenzijl). Dan weer via de Linthorst Homansluis terug naar Friesland. Voor je laatste overnachting ga je op de Tjonger kort rechtsaf. Bij natuurgebied Brandemeer liggen twee idyllische steigers. Je kunt hier een heerlijke wandeling maken en/of vogels spotten.

zonsopkomst Brandemeer
Idyllisch ontwaken aan een steiger bij natuurgebied Brandemeer.

Intermezzo: bijzondere natuur

Varen in Overijssel betekent ook kennis maken met de moerassen van de Wieden, de Weerribben, de Rottige Meente en de Brandemeer. Deze zullen in de toekomst met elkaar verbonden worden tot een meer aaneengesloten laagveenmoeras. Dat is van groot belang voor onder andere de otter. Maar ook de grote vuurvlinder profiteert hiervan. Dat is belangrijk want deze prachtige vlinder komt alleen op deze plek voor en is dus uniek in de wereld. Een bijzondere vogel die belang heeft bij een groot aaneengesloten moerasgebied is de roerdomp. Deze vogel zul je niet snel zien. Bij gevaar steekt hij namelijk zijn snavel recht omhoog en neemt hij een ‘paalhouding’ aan. Hierdoor en door zijn schutkleur valt hij dan nauwelijks op in het riet. Zijn karakteristieke ‘hoempende’ geluid kun je in deze natuurgebieden wel regelmatig horen. Makkelijker te spotten zijn de blauwborsten die zowel opvallen door hun uitbundige kleuren als hun zang.